Kijk niet weg
Edwin groeit op in het Amsterdam van de jaren ’60. De oorlog is voorbij, maar niet in de hoofden van zijn ouders. Ze hebben allebei complexe trauma’s opgelopen, maar kunnen of willen daar niet over praten. Het normale leven moet doorgaan.
Voor Edwin is zijn slaapkamer de enige plek in huis waar hij zich echt veilig voelt. Het liefst ligt hij daar op bed, met het licht aan en zijn gezicht naar de muur gekeerd. In deze houding creëert hij voor zichzelf een andere wereld, door met zijn vingers scheurtjes te maken in de lagen behang. Als vanzelf ontstaan er dromerige landschappen en andere patronen in het papier, waarin hij met zijn ogen op reis kan. Als zijn oma een poosje komt logeren in zijn toevluchtsoord, besluit hij dat het tijd wordt om weg te gaan en op zichzelf te wonen. Hij begint onder zijn bed dingen te verzamelen die van pas zullen komen in de buitenwereld, zoals koffiefilters en wc-papier. Ook zijn koffer en laarsjes staan klaar voor vertrek. Hij is dan nog geen 10 jaar oud.
Kinderen zoals Edwin bestaan overal waar oorlog heeft huisgehouden. Met een onschuldige inventiviteit proberen ze manieren te vinden om zich in een veel te volwassen wereld staande te houden. Hun fantasie wordt een overlevingsmechanisme.
Ontwerper Stella Toonen is in de wereld gedoken van dit tragische verhaal, dat staat voor zoveel andere. Gewapend met textiel brengt ze de zachtheid terug die er ontbrak, alsof ze dit kind op zijn kamertje met een deken omwikkelt. En wat als we de bij elkaar gesprokkelde dingen onder zijn bed tot speelgoed maken... Komt er dan iets meer terug van het kind dat hij had moeten zijn?
Er wordt wel eens gezegd dat je zeker tot vier generaties dient terug te kijken om jezelf te kunnen begrijpen.